Door: Marita Coppes
Afgelopen jaar heb ik de smaak te pakken gekregen van de Pippi Langkous-instelling ‘Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan.’ Zo kwam ik op plekken waar ik nog nooit geweest was en leerde ik vaardigheden die ik nog niet eerder had toegepast.
Begin december kreeg ik van de Rotaryclub de vraag of ik een kerstverhaal wilde vertellen over het thema verbinding. Vertellen heb ik wel vaker gedaan maar niet voor een volle zaal met mensen in zwarte of donkerblauwe galakleding. In mijn knalblauwe jurk keek ik benauwd rond en vroeg me af of mijn visie over het thema verbinding hier zou aanslaan en of ze zouden begrijpen waarom ik het rond kerst over het Amazonegebied zou willen hebben.
Dat ik het over het Amazonegebied wilde hebben, kwam door een oude liefde die kort daarvoor weer contact had gezocht. Deze voorvechter van het regenwoud had via via mijn opiniestuk in Trouw gekregen dat ik had geschreven over zijn strijd om zijn leefgebied te beschermen. Ruim twintig jaar geleden was ik daar getuige van geweest. Door hem dacht ik aan de woudreuzen die hij in Ecuador plant voor zijn herbebossingsproject en niet aan kerstbomen en ging mijn kerstgedachte over de noodzakelijke inheemse visie op hoe wij als mensen met de aarde moeten omgaan.
Mijn verhaal begon met een sprookje dat overging in het schetsen van de bittere realiteit van de beschermers van het Amazonegebied. Aan het verzachten van gezichten en een enkele traan zag ik dat mijn verhaal aankwam. De kunstenaar die impressies van de avond schilderde en zich nog door niemand had laten afleiden, stond ineens stil naast me te luisteren en was gestopt met schilderen.